In de koelkast staat mijn hoofdvoorraad zuurdesem starter: ik gebruik hiervoor een glazen litermaat van 1,5 l.
Het voeden moet om de paar dagen à één keer per week [bron]. Hoe vaak hangt af van hoe je desem eruit ziet, en of je het desem sneller wil vermeerderen. Voed de desem met eenzelfde hoeveelheid roggemeel en de helft aan water. Of op gevoel: het moet een stevige brei worden. Liever iets te nat dan te droog. Ik dek het af met een schoteltje. (plaatje 1)
Ik neem hier 's ochtends iets van af (circa 40 gram) en doe dat in een soepkom (plaatje 2):
ik voed dit kleine zuurdesem hoopje (dat nog niet gevoed is geworden) met een beetje roggemeel en water.
Ik meng alles door elkaar met een lepel en zet deze soepkom met zuurdesemstarter op een warme plek (mijn meterkast met warme cv leidingen) en dek het af met een theedoek.
Circa 6 à 8 uur later is het desem op zijn sterkst: je ziet het leven er in, het bubbelt. Zie je dat niet, dan zal het brood iets minder rijzen. Dat is niet erg, het brood blijft dan wat compacter.
Ik probeer er aan te denken het brooddeeg voor de 2e keer te voeden tussen 10:30 en 12:30; en dan ga ik het brooddeeg maken rond 18:30.
Maar ik ben niet heel precies en mislukken doet het eigenlijk nooit. Hooguit is het brood dus wat compacter.
Ook het afmeten van meel en water doe ik op gevoel. Het luister niet zo nauw, is mijn ervaring.
Tip: gebruik een pannelikker om de opscheplepel schoon te maken.
Lees verder over de volgende stap: het bakken